als bouwtype
De
vroeg-christelijke basiliek
had, wanneer deze niet al te klein was, een
middenbeuk
die zo hoog boven de
zijbeuken
uitstak dat er plaats was voor een reeks
vensters.
Daarmee werd voorkomen dat de kerk te donker zou zijn.
De term 'basiliek' wordt gebruikt om dit type
kerk
aan te duiden.
Meestal hebben de zijbeuken een
lessenaardak
dat tegen de middenbeuk leunt.
Deze heeft daardoor tussen de
scheiboog
en de vensters een blinde zone.
Vaak wordt deze gebruikt om een
triforium
aan te brengen.
Alleen door de zijbeuk van een vrijliggend dak te voorzien,
kan extra licht binnen gebracht worden
door ofwel de vensters verder naar beneden door te trekken, dan wel door het
triforium te
beglazen.
Boven de
zijbeuksdaken
heeft de basiliek meestal
luchtbogen
nodig, zeker wanneer de middenbeuk in steen
overwelfd
is.
Er is een merkwaardige ontwikkeling in de middeleeuwen te ontdekken.
Heeft een kerk zijbeuken dan is het bouwtype meestal een basiliek.
Wanneer de zijbeuken verhoogd worden, dan kunnen de
lessenaardaken zo hoog tegen de middenbeuk reiken, dat er daar geen
plaats meer is voor
vensters. Dit type heet de
pseudobasiliek,
het is een nogal donkere kerk.
In de late middeleeuwen ontstond de
behoefte aan heel grote ruimten. Door de zijbeuken nog meer te verhogen, totdat
deze even hoog waren als de middenbeuk, ontstond de
hallenkerk.
Het interieur hiervan kreeg veel extra licht doordat de vensters van de
zijbeuken heel hoog konden worden.
Waren de middeleeuwse bouwmeesters nu tevreden? Nee.
Er zijn diverse hallenkerken gebouwd waarvan later de middenbeuk
verhoogd werd tot lichtbeuk. Het hele verhaal is terug te vinden in de
Mariakerk van Lübeck.
Gebouwd als basiliek is deze verbouwd tot
hallenkerk en daarna weer verhoogd tot basiliek.
De vele navolgingen van deze kerk tonen deze diverse stadia.
Tekst: Jean Penders, 11-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders